maandag 1 december 2014

Is alles Economie ?


 
Sinds de mondiale financiële en economische crisis vanaf september 2008 zitten economen in het verdomhoekje. Het wordt economische wetenschappers verweten dat zij de crisis niet hebben kunnen voorspellen of ervoor hebben gewaarschuwd. Deze academische wetenschap baseert zich vooral op ingewikkelde theoretische modellen en berekeningen,  die echter nauwelijks een voorspellende waarde hebben. De theorieën zijn vaak gebaseerd op rationele gedragsmodellen van mensen. In de praktijk hebben die echter een beperkte geldigheid, want het gedrag van mensen is slechts maar voor een deel voorspelbaar en rationeel. Er spelen daarnaast onbewuste en emotionele factoren een rol en soms kudde- of paniekgedrag.
Een aanvulling op het pure theoretische en modelmatige onderzoek zijn speltheoretische onderzoeken in de praktijk. Hierbij wordt op kleine schaal het gedrag van mensen getest en gemanipuleerd om tot bruikbare inzichten te komen. Er treedt dus geleidelijk een verschuiving van invalshoek op, waarbij steeds meer nadruk komt te liggen op gedrags-economische factoren. 
        De meest recente trend is die van levensechte grootschalige veldexperimenten. De Franse onderzoekseconome Esther Duflo heeft hier jarenlang mee geëxperimenteerd en uiteindelijk haar  resultaten gepubliceerd in het boek "Poor Economics" (2011) . Zij heeft op allerlei manieren uitgetest welke maatregelen het meest effectief zijn om de armoede uit te bannen en heeft daarme een harde wetenschappelijke basis gelegd voor ontwikkelingshulp. Daarmee heeft  de economische wetenschap weer een nieuwe sterke push gekregen en een hernieuwde zeggingskracht.

In het boek “Alles is Economie”van de wetenschappers Gneezy en List vinden we ook deze meer praktijkgerichte aanpak terug. Geen theorie, geen spelsituaties maar "reallife".      
        Uri Gneezy is een Israëlische econoom die momenteel werkzaam is aan de Universiteit van Californië en daarnaast gasthoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam. John List is hoogleraar economie en verbonden aan de Universiteit van Chicago.

 
De titel van het boek is wel een beetje waar, omdat hun onderzoeken zich niet alleen beperken tot strikt economische problemen, maar ook  betrekking hebben op maatschappelijke problemen. Zij laten met veel voorbeelden zien dat dit type onderzoek een hoge vlucht heeft genomen en veel waardevolle inzichten oplevert. Bij de economie gaat het om het vervullen van behoeften van mensen en die strekken zich uit over velerlei terreinen. 
Daarbij kun je denken aan experimenten op het gebied van ontwikkelingshulp en onderwijs.  Welke vorm van ontwikkelingshulp is het meest effectief en levert het beste resultaat op? Geef je kinderen alleen schoolgeld, schoolkleding of juist lesmaterialen (boeken en schriften) of is het beter om  juist een goed ontbijt en lunchpakket te verstrekken of geef je deze kinderen medicijnen waardoor hun diarree stopt. De onderzoekers tonen overtuigend en wetenschappelijk aan dat de laatste optie de beste is met het hoogste rendement ! 
Een ander voorbeeld gaat over de vraag hoe we het beste de beperkte onderwijsmiddelen en prikkels kunnen inzetten om juist voor kansarme jongeren de beste onderwijsprestaties te realiseren. Beloon je de kinderen zelf als zij goede onderwijsprestaties leveren of werkt het beter als je de ouders dat geld of die bonus geeft? Het laatste werkt beter, zo blijkt. 
Geef je een beloning meteen na een geslaagde test of pas aan het einde van het schooljaar? Heeft alleen een financiële prikkel zin of kan een ander soort prikkel/bonus zoals een culturele happening hetzelfde bereiken? Denk bijvoorbeeld aan een optreden van hun favoriete zwarte rapper, sportman of acteur? Al deze varianten zijn uitgetest met verrassende conclusies.
John List heeft daarbij wel aangegeven dat zijn inspanningen eigenlijk bedoeld zijn om alle kinderen gelijke kansen te bieden, en vooral kinderen uit  lagere sociale klassen in bijvoorbeeld achterstandswijken. Die hebben nauwelijks enige intrinsieke motivatie en dus moeten we naar extrinsieke factoren zoeken, want ook bij deze kinderen kan een succesvolle ondernemer, president of kunstenaar in notendop zitten. Het zou bovendien een enorme verspilling van menselijke potentieel zijn als we niet eens weten welke onderwijsmethoden echt effectief zijn en de beste onderwijsresultaten bevorderen. Toch kleeft hieraan de vraag of extrinsieke prikkels op de langere termijn wel blijven werken. Meestal is het effect kortdurend.    
Een ander grootschalig onderzoek heeft betrekking op goede doelenacties. Hoe bereiken we de grootste opbrengsten? 
-Is er verschil tussen mannen en vrouwen die collecteren ? Ja, inderdaad halen mooie jonge vrouwen meer op dan mannen en zeker als mannen opendoen. 
-Is de opt-out optie van invloed? Dat wordt bedoeld dat de inzameling een eenmalige actie is en daarna word je nooit meer benaderd? Ja.
-Maakt het uit als je weet dat jouw sociale omgeving ook geeft? Ja .
-Maakt het uit als je weet dat je baas of de overheid het opgehaalde geld verdubbeld? Heel veel.
-Maakt het uit als je weet dat de collectant  niets,  1% of 10% van de giften zelf mag houden? Inderdaad is de opbrengst het hoogst als er geen persoonlijk financieel gewin bij komt kijken.
 

Een zeer uitzonderlijk onderzoek is dat naar de carrièremogelijkheden van vrouwen. We weten dat vrouwen ondervertegenwoordigd zijn in topfuncties en slechter betaald worden dan mannen in vergelijkbare functies vergeleken met mannen. Ligt dat aan de vrouwen zelf of aan de samenleving (maatschappelijke hiërarchie)? Daarvoor hebben de auteurs  eerst onderzoek gedaan in het westen in patriarchale, door mannen gedomineerde samenlevingen. Daarna om de resultaten te toetsen hebben ze een vergelijkbaar onderzoek gedaan in een matriarchale samenleving, waar vrouwen de dienst uitmaken. Zeer apart en verrassend. 
Wij mensen vinden het toch ook vanzelfsprekend dat medicijnen eerst wetenschappelijk getest zijn met een pilot- en controlegroep zodat de effecten van het medicijnen overduidelijk aangetoond zijn, alvorens de medicijnen voorgeschreven gaan worden. Dergelijke "reallife"-experimenten zijn dus van groot belang op velerlei gebieden.
 
De schrijfstijl en de zeer verschillende voorbeelden maken de lezer enthousiast en zeer nieuwsgierig. Het is een aanstekelijk boek waarvan de resultaten zeker in middelbare schoolboeken voor het vak  economie terecht zouden moet komen. Alleen met vraag- en aanbodcurve, marginale meeropbrengsten, prijselasticiteiten en macro economische cijfers komen we er niet meer. 
Dit soort onderzoek zou eigenlijk bij politici en beleidsmakers standaard onderdeel van het protocol moeten zijn. Zo wordt er in Nederland ongeveer € 6,5 miljard uitgegeven aan "activerend arbeidsmarktbeleid" . Daarmee worden allerlei maatregelen, cursussen, begeleiding of coaching bedoeld die werklozen aan een baan moeten helpen.  Dat is bijna evenveel geld als we jaarlijks aan universitair onderwijs geven of aan defensie, maar helpt het ook echt? 
Een recent onderzoek dat begon in 2010 en waarvan de resultaten in december 2014 bekend werden zijn schokkend. Van de negen reïntegratie-programma's die gemeenten daarvoor aanmelden en waarbij ook standaard controlegroepen gemeten werden blijkt dat de inspanningen niet effectief waren. Het is grotendeels weggegooid geld, omdat er niet significant meer mensen aan werk geholpen werden. Staatsecretaris Klijnsma stuurde een brief en dit onderzoeksrapport  naar de Tweede Kamer. Daarna werd het stil, want de media hebben er geen aandacht aan geschonken. Slecht nieuws is kennelijk in dit geval geen nieuws. Dankzij de oplettendheid van Rutger Bregman, journalist van digitaal tijdschrift De Correspondent weten wij het nu wel.
Kennelijk heeft de politiek de boodschap wel opgepikt, want een aantal gemeenten wilden kunnen experimenteren met een vorm van basisinkomen, maar kregen daarvoor geen toestemming van staatssecretaris Mevr. Klijnsma. Uiteindelijk heeft ze medio 2017 wel goedkeuring verleend aan een klein aantal gemeenten om te experimenteren gedurende twee jaar met afwijkende regels rondom de bijstandswet. In een dergelijk experiment vervalt bijvoorbeeld de sollicitatieplicht of de afdracht van bijverdiensten of krijgt men extra begeleiding om weer een nieuwe baan te vinden. Dat is een aardig begin als men ook wetenschappelijk de resultaten evalueert en de "best practices" vervolgens gaat invoeren.  


 De relativering  die ik zou willen maken bij het boek "Alles is economie" is dat de beide economen misschien wat al te gemakkelijk voorbij gaan aan morele, juridische en ethische dilemma's. Hun wetenschappelijke houding van "waardevrije onderzoeken" probeert bijvoorbeeld leraren met behulp van financiële prikkels te verleiden of over te halen om zo betere onderwijsprestaties te leveren. Het meest schokkende daarbij is dat het ook nog lijkt te lukken. Geld als extrinsieke motivatiefactor lijkt zo de bovenhand te krijgen over  intrinsieke motivatiefactoren zoals beroepseer, professionaliteit, autonomie etc.  Dat is voor mij een duidelijke tekortkoming. 
Anderzijds lijken altruïstische, sociale motieven (waarbij men niet alleen aan zijn eigen persoonlijke voordeel denkt) juist een grote rol te spelen in afwegingen van burgers en consumenten. Bij acties helpt het enorm te weten dat bijvoorbeeld een deel van de opbrengst naar goede doelen gaat. Iemand die hier veel over geschreven heeft is professor Michael Sandel met zijn boeken "Rechtvaardigheid" en "Niet alles is te koop". Dat is weer een hoopvol resultaat.
Mijn conclusie is dan ook dat niet alles economie is of een kwestie van geld- en markt-denken. Maatschappelijk beleid moet niet alleen tot stand komen door politieke afwegingen, maar moet ook getoetst moet worden door wetenschappelijk verantwoorde experimenten en gebaseerd op aangetoonde kennis en inzichten. Niet alleen achteraf, maar ook vooraf in reallife testcases.  
 
 

Professor in de economie John List

 
 
 
 
 
 
 




 
 


 
 
 

 
 
 
 
 
 
 

 







 
 
 

 

Geen opmerkingen: