Na een drie jaar durend internaat gymnasium (1966-1969)
bleef ik zitten in de 2e klas en maakte ik de overstap naar de 3e klas HAVO op
het Rombouts college in Brunssum, waar ik ook opgegroeid ben. De school was begonnen als dependance van het Bernadinuscollege uit Heerlen en bestond uit een aantal houten noodleslokalen aan de Vondelsstraat. De directeur was de heer Duynstee. In drie gezellige
en ontspannen middelbare schooljaren met een half bèta-pakket (vakken
Nederlands, Engels, Duits, Economie, Wiskunde en Natuurkunde ) slaagde ik met de hakken over
de schoot. Vooral Natuurkunde was bijna
een struikel-vak geworden, al had dat ook te maken met de vakdocent, die
mij niet serieus nam. Het grote voordeel van de verschillende profielen was dat je dan in kleine groepen les kreeg en zeker bij vakken als Wiskunde B en Natuurkunde. Daardoor kreeg je extra aandacht van de leerkracht (de heer Seelen of Zeelen ?) en dat heeft mij bij Wiskunde zeer geholpen. De Indonesisch uitziende leraar Engels, de heer de Goei, weet ik mij ook nog goed te herinneren. Hij gaf vaak mondelinge overhoringen en vond het heerlijk om dan de leerlingen uit te lachen en te roepen: "Jij hebt een dikke vette nul"! Op klassefeestjes zat hij kleffe spelletjes te doen met enkele meisjes uit de klas. In de hogere klassen kregen we als docent Engels de heer Bodegraven. Die gaf geen les, maar liet leerlingen een Time-weekblad uit de stapel pakken waaruit je een onderwerp mocht kiezen voor een spreekbeurt. Zelf koos ik altijd de rubriek met filmbesprekingen, waar ik toen al zeer in geïnteresseerd was. Dat waren geen gemakkelijke teksten en met een woordenboek ernaast probeerde ik de rode draad eruit te halen. Een prima oefening in Engels.
Een andere positieve uitschieter was de muziekleraar, Rob Waltmans, die de scholieren gevoelig probeerde te maken voor klassieke muziek. Zo herinner ik me nog dat hij de 1814 ouverture van Tjaikovski liet horen, die eindigt met zware kanonslagen. Dat blijft je een leven lang bij. Hij liet ook alle scholieren een instrument uitkiezen ook al hadden ze nooit eerder een instrument vastgehad. Na enige tijd ontstond er toch iets aardigs. Hij leidde ook een schoolorkest dat in 2018 haar 50-jarig jubileum viert.
Heel indrukwekkend in de 3e klas was het plotselinge wegvallen van een klasgenootje Marian Offermans door leukemie. Haar tweelingzus mankeerde niets. In de klas zat ook, vond ik, het mooiste meisje Henny Crijns, dochter van een schoenwinkeleigenaar in de Rumpenerstraat. Eenmaal mocht ik haar achterop de fiets naar huis brengen waar we op haar kamer een kopje thee dronken. Een grotere gelukzaligheid, met haar meisjesgeur in mijn neus, heb ik nooit meer tijdens een fietstocht ervaren. Helaas kreeg ze later met een andere klasgenoot serieus verkering.
In de loop der tijd ontstond er een leuke jongensgroep rondom DJ Theo Herinx, Frank Kloprogge, Ton Akkermans, Olav Zwarteveen, Rudy en Petra en Max Wolvenkamp. Samen gingen we vrijwel ieder weekend op stap bij Fatima en later, de Koempelclub en de Jagershut. Via de zus van Theo, Annemie leerde ik ook mijn latere vrouw Tiny kennen.
Voor de lagere schooltijd en eerste middelbare school jaren zie ook http://religieuze-ervaringen.blogspot.nl/2017/10/abdij-en-internaat-rolduc.html
Houten noodlokalen Romboutscollege aan de Vondelstraat in Brunssum |
Thuis was ik als jongste kind van drie de enige die enige
interesse toonde voor techniek. Meestal beperkte zich dat tot het uit elkaar halen van mechanisch speelgoed, het repareren
van een fiets en later brommer en soms
een lampje vervangen of een elektriciteitsprobleempje oplossen. Toch waren mijn
ouders daardoor van mening, dat ik maar een technische opleiding moest gaan doen
en zo werd dat een studie Werktuigbouwkunde aan de Hogere Technische School in
Heerlen aan het Bekkerveld. Pas later ontdekte ik echter dat een HTS-studie geen opleiding was voor bromfietsmonteurs, hoewel we wel metingen uitvoerden aan motoren.
Het HTS-gebouw dateert al van 1922 en is ontworpen door architect Jozef Seelen en aan de buitenkant opgetrokken uit grote ruwe blokken zandsteen. In het begin was er de mijnschool ondergebracht. Vanaf 1940 omgevormd tot MTS en sinds 1957 een HTS. In 1965 is er een uitbreiding gerealiseerd met een nieuw gebouw aan de dr. Jaegerstraat, verbonden door een tussenbouw. Eind jaren 80 werd het opgenomen in Hogeschool Zuyd.
HTS in Heerlen aan Bekkerveld |
De overgang kon niet groter zijn. Van de zes
verplichte vakken op de HAVO kreeg ik uiteindelijk 18 verschillende cijfers op
mijn overgangsrapport van de HTS. Voor mijn vader moet het een flinke rekening
zijn geweest , voor zo veel schoolboeken. Ik herinner me nog een dik ingebonden
boek met harde kaft en de afschrikwekkende titel “Higher Calculus”. Gelukkig
hoefden je alleen de formules te leren en kon je de vele tekst in het boek
overslaan. Daarnaast moest ik ook speciale en relatief dure onderwijsmaterialen bestellen. Zoals een set met nauwkeurige inktpennen, een passer en gradenboog , een rekenschuif en later de Texas Instruments rekenmachine, die complexe wiskundige berekeningen kon uitvoeren.
Het was flink “aanpoten” daar,
want de schoolweek omvatte 5 werkdagen van 9 tot 5 met ‘s-middags altijd
practica en zelfs op zaterdagochtend moest je naar school komen.
In de eerste
tijd werd alle studenten ook voorgehouden dat van de 7 mensen met een HAVO
diploma er maar 1 of hooguit 2 het 2e jaar zouden halen. Dat waren de
keiharde, ontnuchterende ervaringscijfers. Dat het mij lukte begrijp ik nu nog
steeds niet, want volgens mij was ik maar heel gemiddeld intelligent. Op
de lagere school werd al in de 5e klas een intelligentietest afgenomen
met als bedroevende resultaat dat de Lagere Technische School waarschijnlijk het hoogst haalbare zou zijn?!
Gelukkig waren mijn ouders eigenwijs en stuurden me toch naar het gymnasium,
maar voor de extra benodigde discipline werd het wel jongensinternaat Rolduc. Spelenderwijs leerde ik daar dat iedere dag de
nodige studie-uren had, meestal 3 à 4 klokuren.
Die routine en mijn naïeve nieuwsgierigheid maakte dat ik na schooltijd
toch eenzaam op mijn slaapkamer nog de nodige huiswerkopdrachten en verslagen
maakte. Daardoor lukte het tegen alle verwachtingen in toch. Later bleek dat
het mij inderdaad lukte om de HTS zelfs met een diploma af te sluiten en nog
een vervolgstudie Technische Bedrijfskunde aan de Technische Universiteit in Eindhoven
te gaan volgen én af te maken.
Van die HTS-tijd herinner ik me nog heel goed de kantine die
in de kelder van het gebouw was en kil blauw geverfd was. We brachten daar toch
veel pauzetijd door en vooral met “toepen”, als er lesuren waren uitgevallen
en we moesten wachten op de practica ‘s-middags. In de practica leerde je verschillende
gereedschappen te gebruiken en machines te bedienen zoals een draaibank, freesbank, zaagbank en lasinstallatie. De meest vervelende opdracht in een van de eerste
werkplaatspractica was het glad en haaks afwerken van een stalen blokje. Met
een verkeerd, gekozen ronde of ruwe platte vijl lukte dat nooit. Daarmee werd
het een oefening in nederigheid en omgaan met frustratie.
We werden daarmee ook
ondergedompeld in een bestaan als “blue
collar worker”. Alle studenten moesten verplicht een blauwe, katoenen
overall dragen waar mijn moeder op het linker borstzakje mijn naam had
geborduurd met rood garen. Door dit
prutsen en ploeteren kregen we wel respect voor de machinebediende en
gereedschapsmaker . We leerden niet alleen een tandwiel te berekenen, maar ook
te produceren. Ook de hoeken en de spoed (aantal windingen) van een machineboor
behoorde tot de lesstof.
Wat ik mij uit de studietijd nog scherp kan herinneren was de studiereis in het 2e jaar per bus naar Zürich waar wij onderweg ook een aantal fabrieken bezochten zoals Klöckner Humbolt Deutsch (KHD) waar glanzend groene tractoren werden gemaakt en Sülzer waar enorme scheepsdieselmotoren werd vervaardigd. Verder hebben we met de hele klas een weeklang per bus een studiereis naar Engeland gemaakt. Daarvan herinner ik me nog het bezoek aan de glasfabriek Pilkington, waar in een volcontinue proces meerdere diktes vensterglas werden gemaakt. Als begeleidende docent geloof ik dat vakdocent Sterkteleer en Studierichtingsleider ir. Verhoef meeging.
De meest memorabele tijd was echter het derde of stagejaar en later het afstuderen. In een jaar tijd bij drie verschillende bedrijven "in de keuken" mogen kijken is toch heel bijzonder. Eerst ging ik naar de tekenkamer van AGA Radiatorenfabriek in Nuth. Daar werden maatwerk radiatoren gemaakt van verschillende capaciteiten (enkel, dubbel en driedubbeldik) en aansluitingen. Van alle bijzondere uitvoeringen moest een nieuwe tekening gemaakt worden met de juiste maten en afwerkingen. Geen ingewikkeld, maar wel precies werk.
Na drie maanden mocht ik naar een Duits bedrijf. De Rheinische Olefin Werke(ROW) in een plaatsje tussen Köln en Düsseldorf. Het is vergelijkbaar met DSM in Limburg waar grondstoffen voor plastic en kunstmest gemaakt worden. Een enorm terrein met allerlei chemische installaties waar rook en vuur uitkomt en waar je je op het terrein per bedrijfsfiets moest verplaatsen . Hier werd ik onderbracht bij de R&D- en TD-afdeling die allerlei storingen, reparaties moesten verhelpen en veranderingen en renovaties moesten uitvoeren. Hier leerde ik de op het eerste oog starre Duitse formele cultuur kennen, maar na een tijdje werd ik volledig geaccepteerd als "Dove Egbert", omdat ik shag van Douwe Egberts rookte. Een voordeel was dat ik als buitenlandse student ondergebracht werd bij een Duitse hospita, die mij ook in contact bracht met een leuke leeftijdsgenote, haar nicht Eva. Een pittige jonge dame met een guitig gezicht en brilletje. Zij was zelfs bereid mee te gaan op een IAESEC-studiereis van een week naar Berlijn (1976) met een internationaal gezelschap. Zo stonden we bij checkpoint Charlie, op de hoge Fersehturm en gingen we met de S-Bahn naar Oost-Berlijn, waarvan ik me alleen de troosteloze grijze flatgebouwen herinner. Er werd veel gediscussieerd over de politieke situatie aldaar.
Als afronding van het 3e jaar ging ik nog 3 maanden stage lopen bij Lips machinefabriek in Heerlen, waar complexe scheepsschroeven van 1 à 2 meter doorsnede van een speciale koperlegering werden gemaakt. De meest geavanceerde machines waren nodig om deze schoepen en bladen te kunnen bewerken. Ik rouleerde over meerdere afdelingen van tekenkamer naar calculatie tot aan kwaliteitscontrole. In dat bedrijf leerde ik ook een dove operator Huub kennen, die een broer bleek te zijn van mijn vriendin. Het voordeel van stages is dat je als tijdelijke buitenstaander geen bedreiging vormt en gemakkelijk toegang krijgt tot alle medewerkers. Je hoort letterlijk alle verhalen over iedereen en alles. Beter bedrijfskundige input kun je niet krijgen. De enige tekortkoming toen was het feit dat er geen afspraken werden gemaakt voor een eigen onder-zoek. Daardoor kon het zijn dat je ingezet werd als goedkope arbeidskracht.
Het deed me wel realiseren dat "techniek" maar een heel klein deel vormt binnen een organisatie en dat een bedrijfskundig brede benadering dan veel meer inzicht biedt. Vandaar mijn latere keuze.
Om als student te overleven moet je studiemaatjes zoeken. In het eerste jaar trok ik vooral in
het begin op met een wat stille, vrolijke “vrije” jongen, die me zelfs
uitnodigde voor een life muziekconcert in Doornroosje te Nijmegen. De naam van
de band is me ontschoten, maar deze klasgenoot kwam me in het weekend zelfs
thuis ophalen in zijn auto en samen reden we naar het Noorden. Eenmaal op de
genoemde plek aanbeland lagen alle bezoekers uitgestrekt op de grond en hing er
een dikke walm van wietlucht. Welkom in de vrije wereld van de muziek in de
nadagen van de sixties en seventies. Een aardige gast maar voor betere
studieresultaten moest ik verder zoeken. In het tweede studiejaar leerde ik Fred
Könneman kennen, een hele slimme , ambitieuze
knaap die eigenlijk net als zijn vader piloot wilde worden maar helaas werd
afgewezen. Toch heeft hij zijn droomwens op een andere manier kunnen realiseren
door als luchtverkeersleider bij Vliegveld Beek in Limburg (nu ook vliegveld Maastricht-Aachen
genoemd) aan de slag te gaan. Hij was een zeer gedisciplineerde jongen, die op
zolder een miniatuur treinbaan had gebouwd met een landschap van heuvels en
kleine dorpen zoals je in Zuid Duitsland kunt aantreffen. Zijn perfectionisme
kwam naar voren doordat hij op zolder een echt timetable liet aflopen met aankomende en vertrekkende
treinen. Een uitzonderlijke hobby voor een zeventienjarige toch? Toen ik hem en
zijn vriend Ties, een student aan de kunstacademie, beter leerde kennen stelde Fred voor op met een
Europees Tienertoer-ticket een week door Groot Brittannië vanuit het zuiden tot
zelfs naar de Orkney-eilanden te “treinen” en onderweg te verblijven in Youth
Hostels. Mijn eerste vakantiereis zonder ouders was een succes. In de vele,
vele treinuren hebben ik de trilogie van "Lord of the Rings" in een pocketuitgave
helemaal uitgelezen. Fred had een hele maand voorstudie gedaan om de mooiste
routes en buitengewone stoomlocomotieven uit te zoeken. Als niet-treindeskundige
had ik er niet zo veel waardering voor en bovendien was het zo vaak mistig en
regenachtig, dat je wel blij was om “droog” te zitten. Aan Fred heb ik veel te
danken gehad en samen hebben we veel studietijd doorgebracht. Hij
was zo fanatiek dat hij de leerstof meteen in praktijk wilde brengen. We
hadden een practicum luchtstromingen en venturi’s gehad en daar ook allerlei
metingen voor gedaan, toen Fred een opdracht van zijn vader aannam, die
directeur was geworden van een klein houtfabriekje in Waubach, waar kinderpuzzels werden gefiguurzaagd.
Een nieuwe productiehal was al ingericht met veel verschillende figuurzaagmachines
en daarboven moest een nieuwe
afzuigingsinstallatie worden ontworpen en gerealiseerd. Een leuke klus om de
verschillende diameters van de aluminiumpijpen te berekenen zodat er bij alle bewerkingsplaatsen
evenveel vermogen is om stof en zaagsel uit de lucht te zuigen. Een leuke
uitdaging waarbij eerst het leidingstelsel werd uitgetekend, met
aanzuigopeningen en ventilatoren. Daarna de berekeningen en toen nog de realisatiefase.
Toen het daadwerkelijk lukte en ook werkte waren wij apetrots, maar eerlijk
gezegd had ik er zonder Fred weinig van terechtgebracht. Toen ik in het derde stagejaar verkering kreeg met Tiny, bekoelde onze vriendschapsrelatie en daaruit maakte ik op dat Fred meer dan
alleen studievriendschappelijke gevoelens koesterde.
In het laatste stuk van de studie in de tijd van de eindexamens zocht ik steun bij Paul Kuipers, een grote lange vent met stoere donkerbruine baard die pijp rookte en ook in Brunssum woonde. Hij had een aanstekelijke keiharde lach en samen hielpen we elkaar met succes. Verder herinner ik me nog Johan Flapper, een stoere Viking met blond haar die kleine stinkende sigaretten rookte en zijn aambeien altijd spottend winterkoninkjes noemde.
In het laatste stuk van de studie in de tijd van de eindexamens zocht ik steun bij Paul Kuipers, een grote lange vent met stoere donkerbruine baard die pijp rookte en ook in Brunssum woonde. Hij had een aanstekelijke keiharde lach en samen hielpen we elkaar met succes. Verder herinner ik me nog Johan Flapper, een stoere Viking met blond haar die kleine stinkende sigaretten rookte en zijn aambeien altijd spottend winterkoninkjes noemde.
Een andere HTS-klasgenoot waar ik later ook nog veel mee
omging was John de Lange, een kleine pientere knaap die na het afstuderen bij
Philips ging werken en volop “in de computers” ging. Dat was in die jaren
net in opkomst. Wij kregen les in programmeren en met eenvoudige
algoritmes (in Algol?) op ponskaarten mochten we die laten draaien op de “grote rekencomputer”.
Meestal waren we te slordig geweest met het zetten van punten of komma’s, waardoor
veel programma’s niet werkten en werden afgebroken. Vele uren wachten en
rondhangen vol frustratie waren het gevolg. In die tijd bestonden er nog geen personal computers, laptop's of notebooks en alleen maar mainframes, die bij de rekencentra in Heerlen en Eindhoven stonden. Het is niet meer voor te stellen voor de huidige generatie.
De computerleerkracht waarvan ik de naam niet meer weet, maar wel zijn postuur dat groot en statig was met een kortgeschoren of kaal hoofd was verder ook nog rijschoolexaminator in Heerlen. Na de studie hebben John en ik nog contact onderhouden en zijn zelfs samen met zijn drieën (inclusief mijn vriendin en latere vrouw Tiny) een rondreis door Ierland gaan maken. "Hello, how are you" was ons terugkerende motto de hele dag. Het links rijden was een uitdaging en gelukkig liep het goed af. Computerkunde stond toen nog in de kinderschoenen net als het nieuw ingerichte kunststoflaboratorium, waar je leerde Poly Ethyleen(PE), Poly Propyleen(PP) en Polyvinylchloride(PVC) van elkaar te onderscheiden en te lassen/solderen. Spielerei !
De docent, waar ik de meeste herinneringen aan heb overgehouden, was voormalig priester Jan Dings , die in het vierde jaar het vak levensbeschouwing en culturele vorming gaf. Als onderdeel van zijn vak bezochten we toneel-, theater- en filmvoorstellingen, die we bespraken en evalueerden onder het genot van een drankje in de kroeg. Hij was daadwerkelijk geïnteresseerd in de mens achter de student en zo ontwikkelde zich bijna een persoonlijke, vriendschappelijke relatie. Toen ik verder ging studeren in Eindhoven trakteerde hij mij en mijn vriendin als passend afscheid op een etentje. Knap hoor.
In het vierde jaar leerde ik mijn afstudeerbegeleider de heer de Groot beter kennen, die het vak bedrijfskunde onderwees. Met zijn begeleiding verrichte ik een afstudeeronderzoek bij Koninklijke Nederlandse Papierfabrieken (KNP) dat inmiddels is overgenomen door multinational Sappi uit Zuid- Afrika). Voor die opdracht werd ik ondergebracht bij de afdeling Personeelszaken en Functieclassificatie. Daar mocht ik van dichtbij en actief meewerken aan de invoering van de UGM-methode bij een kartonnagefabriek in Oost-Groningen. Van alle medewerkers moest de functie beschreven worden en geanalyseerd op een aantal punten, die bepalend zijn voor het niveau en later inschaling.
Ik herinner me nog levendig hoe ik samen met een collega als chauffeur (en net in bezit van mijn rijbewijs, maar zonder veel rijervaring) in een luxe Peugeot 508 de (grootste) afstand in Nederland mocht afleggen in vier uur tijd en we dan een aantal dagen logeerden in een hotel in Groningen. De kartonnagefabriek in Oude Pekela leek nog een overblijfsel uit de Charlie Chaplin film Modern Times, waar een dikke stinkende schuimkoppenmassa op de omliggende vaarten dreef. Industrieel afvalwater lozen op oppervlaktewater was de normaalste zaak toendertijd. Aan de productielijn waar met oud-papier en lompen een dikke pap langzaam ingedikt werd tot karton stonden medewerkers in kaplaarzen en opgerolde mouwen wat te mompelen in een Gronings dialect. Welkom bij het industrieel Nederlandse erfgoed.
Mijn voldoening was groot toen ik uiteindelijk het vurig gewenste papiertje , een HTS- diploma, in ontvangst mocht nemen. Daarmee kon ik een prima bedrijfscarrière maken al liep het anders, want ik wilde eerst doorstuderen.
2 opmerkingen:
Leuk stukje, deels herkenbaar.Maar een enkel jaartal klopt niet. Ik had diploma Mulo-B, en in het voorjaar 1964 toelatingsexamen gedaan (met goed gevolg) voor de UTS en de MTS, beide in Heerlen.Toen ik begin september 1964 de MTS aan het Beckersveld betrad was deze omgedoopt tot HTS en de UTS tot MTS.De door u genoemde jaartallen kom je ook tegen op Wikipedia, daarom vermoed ik dat de naamsveranderingen niet overal tegelijkertijd zij ingevoerd.
Leuk artikel.
Hoewel ik niet op die HTS gezeten heb, maar op de HTS in Venlo, van 1968 -1974 (ik kwam vanaf de ULO en had daardoor extra voorbereidend jaar nodig), herleven ook bij mij die vroegere tijden.
Ik herinner me nog die lange lesdagen, 5 dagen en de zaterdagmorgen), 18 vakken, werkplaats verspanende technieken en lassen en ook de eerste keren omgaan met de schaarse computers.
Ook wij hadden nog les van een pastoor in Psychologie en Levensbeschouwing.
Wiskunde, Calculus, was het centrale boek.
Ja, mooie herinneringen aan die tijd. Thx.
Een reactie posten