donderdag 21 februari 2019

Vertrouwen in Specsavers minimaal.






In de uitverkiezing van beste winkelketen voor de categorie opticiens en audiciens heeft Specsavers ook in 2018- 2019 nog de toppositie behaald. De vraag is eigenlijk waarom? 
Al jaren ben ik klant van opticien en audicien Specsavers. Deze landelijke brillenwinkel heeft vele vestigingen en vormen samen één franchiseorganisatie. Uiterlijk lijken ze op elkaar en verkopen ze hetzelfde assortiment onder vergelijkbare voorwaarden. Het wordt pas problematisch en vooral ook onpraktisch, omdat ze onderling geen gedeeld informatiesysteem hebben voor hun klantenbestand. De winkel in Valkenswaard weet niet dat ik al eerder in de Eindhovense vestiging geweest ben en daar een bril heb gekocht. Een vreemde situatie. Kennelijk zijn ze ook concurrenten van elkaar en willen /mogen ze geen klanten van elkaar afpakken.
Al sinds mijn puberteit draag ik een bril en dus laat ik om de zoveel jaar mijn ogen testen om te kijken of een update en aanpassing van de bril nodig is. Specsavers heeft goede oogmetingapparatuur en opgeleide opticiens.   Dat wekt vertrouwen.  Anderzijds is het ook vergelijkbaar met de situatie waarin de slager zijn eigen vlees keurt, omdat de uitkomst van de meting vrijwel altijd leidt tot een nieuw stel glazen, zo ook in mijn geval. Is het echt nodig? Hoe groot moet dan het verschil zijn tussen de huidige en nieuwe glazen? De meting is natuurlijk gratis en dus verdient men pas geld, als je ook een nieuwe bril aanschaft. Handig hè ?!







De winkels van Specsavers zijn zeker klantvriendelijk en niet te beroerd om gratis een nieuwe neussteun te monteren of een brillenarm wat steviger aan te draaien. Ze zijn altijd daartoe bereid en daarom kom ik geregeld terug, zelfs voor een gehoorapparaat vorig jaar.

Begin februari van dit jaar vond ik het tijd worden om mijn tweejaarlijkse check up te laten uitvoeren, want ik merkte dat ik 's-morgens, ook met bril op, de krantenletters niet goed kon lezen. Later werd mij geruststellend gezegd dat dit wel vaker voorkwam. Soms juist  ‘s-ochtends als de ogen nog moeten “opstarten” of ‘s-avonds als de ogen te vermoeid zijn na het vele televisie- , mobieltje- of computerscherm-“turen”  

Vervelend is de constatering dat de winkelmedewerker mij probeerde duidelijk te maken dat het goedkoper is om een nieuwe bril mét glazen aan te schaffen, dan het huidige montuur te gebruiken om daar de nieuwe glazen in te laten zetten. Tot twee keer heb ik gevraagd naar een goede uitleg daarvoor,  maar het verhaal is zeker niet logisch en/of  plausibel. Voor mij is er maar een goede verklaring en dat is dat ze kennelijk een grotere winstmarge hebben op de brillenmonturen dan op de glazen.

Uit het oogpunt van duurzaamheid en het streven naar een circulaire economie is deze commerciële aanpak zeker ongewenst. Dat bleek ook nog eens extra toen ik vroeg of ik de oude monturen kon inleveren, zodat die nog hergebruikt kunnen worden in plaats van ze te dumpen op de vuilnisbelt. Ook hier kreeg ik een verrassend verhaal te horen. "Ja, in het verleden hadden ze wel oude monturen ingenomen, maar deze brillen gingen dan  naar Afrika en daar werden ze dan nog eens “verkocht”". "Dat kon toch niet de bedoeling zijn" in de ogen van Specsavers?! Toch lijkt me verkopen  beter dan de situatie met tweedehands kleding, die gedumpt wordt in Afrika en daar de lokale markt juist verstoren.    

 Het toppunt van mijn deceptie was het moment waarop op een klein papiertje (geen officiële rekening nog) even werd uitgelegd wat de prijs van de nieuwe bril (en zogenaamd gratis tweede bril) zou gaan worden. Voor het montuur is alles kristalhelder. Met duidelijke goed leesbare letters en cijfers is te zien of een bril uit de betreffende display van € 79, €109 of €179 komt. De klant weet waar hij aan toe is. Daarna begint het schimmige spel, want voor de glazen zien we opeens nergens meer prijslijsten hangen en die worden er ook niet meer bij gepakt bij het vaststellen van de verkoopprijs, terwijl dat jaren geleden wel nog was. Wilt U gewone glazen of juist variovocaal, wel/niet ontspiegeld, wel of niet gekleurd, dan wel zelfkleurend, wel/niet extra dun geslepen, wel/niet krasvrij  etc. etc. ?? Allerlei opties die mogelijk leiden tot een meerprijs.

Mij werd deze keer echter helemaal niet meer gevraagd welke opties ik wilde, want ik weet al jaren dat mijn glazen variovocaal (moeten) zijn. Met de pen werden wat bedragen onder elkaar gezet en dat was dan de brutoprijs . Ik kwam wel in aanmerking voor een korting al waren daar ook twee vage manieren van bepalen voor . Een bepaald percentage over de hele bril of een soort seniorenkorting. Pats boem, opeens was de eindprijs ruim € 400 en of ik het daarmee eens was. Gaat U akkoord?   

Eerlijk gezegd voelde ik me aanbeland op een Marokkaanse markt, waar met over en weer onderhandelen en afdingen een verkoopprijs ontstaat. Leuk en het heeft zijn charme, maar dit verwacht ik niet in een Nederlandse winkel.   Specsavers als winkelketen hebben een goede naam opgebouwd en proberen zich op allerlei manieren te onderscheiden van concurrenten. Niet door de laagste prijs aan te bieden want dan moet je misschien eerder naar Hans Anders gaan, maar wel door service en kwaliteit. In de media is al een tijdje bekend dat de marges op glazen enorm hoog zijn  en tegenwoordig worden ze ook vaak uitbesteed en geproduceerd in China.  Ik voelde me geschoffeerd en onheus bejegend, want de wensen van de klant worden systematisch genegeerd om kennelijk alleen te gaan voor eigen financieel voordeel.

Na deze ervaring heb ik echter besloten dat ik in de toekomst zeker geen gebruik meer zal gaan maken van Specsavers als het gaat om een nieuwe bril. Ik ben diep teleurgesteld en voel me echt belazerd. Zonder een fatsoenlijk inzicht in de prijsopbouw  en transparantie houdt het voor mij op. Rechtvaardige prijzen moeten volgens mij het uitgangspunt zijn en dat probeer ik hbo–studenten al decennia te leren bij hun studie Technische Bedrijfskunde. Dat geldt ook voor mijn eigen leven als burger en consument.  

In de winkel werd al aangekondigd dat ik binnenkort per email een tevredenheidsenquete zou ontvangen. Na ruim vier weken is dat echter nog steeds niet gebeurd. Dus ben ik zelf gaan zoeken op Internet naar hun website om per email mijn klacht in te dienen. Na een half uur zoeken ben ik teleurgesteld gestopt. De website is puur commercieel opgezet en voor vragen krijg je alle een FAQ (frequently asked questions) te zien om je af te schepen met standaard antwoorden. Zelfs bij de button contact krijg je geen emailadres te zien. De boodschap is duidelijk: ze willen helemaal geen "echt" contact met klanten.          











vrijdag 1 februari 2019

Onder hogeschooldocenten.

Biografische schets van bijna Dertig Jaar Fontys Technische Bedrijfskunde  




De meeste mensen kennen het werk van de schrijver Willem Fredrik Hermans. “Het zwaard van Damokles” is zijn bekendste boek dat veel middelbare scholieren hebben (moeten) (ge-)lezen.  
    Veel interessanter is echter zijn boek uit 1975 met de titel “Onder professoren”. Hermans was een uitzonderlijk talent en scherpe geest en is zelfs gepromoveerd als doctor in de Wis- en Natuurkunde in 1955. Na dit doctoraat koos hij ook voor een academische loopbaan en werd lector aan de Rijksuniversiteit van Groningen vanaf 1958 tot 1973. Hij kreeg daar niet altijd de steun van het bestuur en collega’s. Zo vroeg hij om een laboratorium voor zijn praktijkonderwijs maar kreeg het niet. Ook werd hij beperkt in zijn ontplooiing doordat hij alleen eerste jaarsstudenten mocht lesgeven. Later heeft hij zijn ervaringen uiteindelijk van zich “afgeschreven” in het eerder genoemde hilarische en vileine boek. 

Zoiets stond mij ook voor ogen bij het maken van dit stuk, zonder dat ik veel uiting hoef te geven aan louter frustraties. Die  waren er wel, maar hadden zeker niet de overhand. 
Voor mij waren de werkjaren bij Hogeschool Eindhoven, sectie Techniek, later opgegaan in Fontys Hogescholen een zeer boeiende periode door de inhoud van het werk, maar vooral ook door het diverse pluimage van collega’s. Het belang van divers en kritisch onderwijs blijkt ook uit dit prikkelend artikel op de Correspondent:
 https://decorrespondent.nl/9279/leraar-frontsoldaat-van-de-democratie/1289963638557-f8e787c6?mc_cid=59ad47603f&mc_eid=ecb2825897
In januari 1992 ben ik in Eindhoven  begonnen nadat ik bijna zeven jaar daarvoor al gewerkt had bij de faculteit Bedrijfskunde van de Erasmus Universiteit te Rotterdam als universitair docent. 
Daar had ik vergelijkbare ervaringen als Hermans in zijn boek naar voren brengt van onderling ongezonde jaloezie en concurrentiestrijd. Zie ook https://bedrijfskunde-economie.blogspot.com/2018/02/mijn-werkzame-leven-bij-de-eur.html   
       
Pas bij de derde poging werd ik aangenomen bij de studierichting Technische Bedrijfskunde bij de vakgroep organisatie-sociologie als vervanger van Lambert Verheijen, die koos voor een meer bestuurlijk, politieke carrière als gedeputeerde bij de Provinciale Staten in Den Bosch. Later is hij dijkgraaf geworden van waterschap Aa en Maas,  waarvoor je steeds voor 6 jaar benoemd kunt worden. In 2018 begon hij aan zijn 3e termijn. Verder is hij daarnaast senator(Eerste kamerlid) voor de PvdA. 



Oud hbo-docent en Dijkgraaf Lambert Verheijen.

De overgang was nogal abrupt en ik heb geloof ik daarom maar één overdrachtsgesprek gehad  met Lambert. Daarna moest ik in zijn voetstappen verder gaan en “zijn vakken” gaan geven en die zaten vooral in het laatste en vierde jaar van de opleiding.
 Weliswaar was ik een universitair opgeleide Technisch Bedrijfskundige van de TU/e en zou ik alle vakken van dezelfde opleiding op hbo- of bachelor niveau toch zomaar moeten kunnen geven?!   In theorie natuurlijk wel, maar in praktijk is het toch een ander verhaal. Natuurlijk kende ik niet alle leerboeken zo goed en heb je nog geen geschikt lesmateriaal en  kant en klare  voorbeelden. Lambert had een flink gat geslagen bij zijn vertrek, dat ik nauwelijks kon opvullen. Vaak werd er nog over hem verteld in vakgroep-vergaderingen en had ik het gevoel steeds met hem te worden vergeleken. 
Het was een zware, pittige leerschool, maar gelukkig voelde ik me erg gesteund door de vakgroep, bestaande uit Pieter Floris, Frans van Montfort, Gustave Raaijmakers en Ton Brekelmans. Hopelijk hebben de studenten mijn beginnersfouten vergeten en vergeven. 

Na een half jaar ploeteren herinner ik me nog het begin van de grote (zomer-) vakantie. In  plaats van heerlijk te genieten van een welverdiende rust, heb ik thuis op zolder ruim een week een grote stapel schriftelijke tentamens voor zo’n 80 studenten moeten doornemen en beoordelen. Door mijn nog geringe ervaring had ik veel complexe open vragen gebruikt, die tot lange antwoorden leiden en dus veel tijd vergden. Kwalitatief heel goed, maar wat tijdsbesteding betreft een ramp.  Daar heb ik in de volgende jaren flink aan geschaafd. Vier of vijf open vragen verdeeld over de stof kunnen al genoeg zijn om betrouwbare resultaten op te leveren.
In de loop der jaren heb ik veel kleurrijke collega’s leren kennen en ook weer zien vertrekken. Soms door overlijden, ziekte of overplaatsing, maar ook door (vervroegde) pensionering. Terugkijkend was het zeker uniek en prijs ik me dankbaar dat ik deze ,mensen, deze interessante personen, heb mogen leren kennen. De diversiteit was heel groot en er heerste een klimaat of omgangscultuur die docenten veel ruimte gaf hun eigen interesses en deskundigheden te ontwikkelen, ook al lagen die buiten hun vakgebied. Lees ook: https://bedrijfskunde-economie.blogspot.com/2018/02/werkperiode-bij-hogeschool-eindhoven.html 

Zo herinner ik me nog uit de begintijd de leraar  lichamelijke opvoeding Jos Kusters. Hij was vooral betrokken bij het introductieprogramma en het propedeuse jaar. Het vak lichamelijke opvoeding verdween echter toen we overstapten op een andere onderwijsvisie, namelijk het probleemgestuurd en later project-onderwijs. Daarbij zijn concrete bedrijfssituaties uitgangspunt en zijn vakken slechts ondersteunend aan de praktijkopdracht. Dat was een rigoureuze omschakeling maar door de sociale, menskundige ervaring van Jos Kusters, lukte het om hem taken en practicumlessen binnen het domein sociologie te  verzorgen zoals  vergaderen, notuleren , groepsprocessen en leidinggeven.  

Oud docent Lichamelijke Opvoeding Jos Kusters

Volgens mij mocht hij ook stagiaires begeleiden in het 3e jaar vanwege zijn ervaring of autodidactische aanpak. Privé kwam ik hem ook tegen bij een volleybalvereniging waar hij ook een uitstekende trainer bleek te zijn.  Later heeft Jos de overstap naar de Universiteit van Tilburg gemaakt en heeft daarna een hele rij bestuursfuncties vervuld zoals voorzitter Raad van Toezicht WIJ Eindhoven, vz. Raad van Bestuur Stichting Beroepsonderwijs en Educatie Zuid-Limburg (Maastricht) ,  vz. Strategische adviesraad Fontys Educatie en Lid Stuurgroep Nationaal Regie-orgaan Onderwijsonderzoek (NRO). Jos had intussen ook nog een masterdiploma behaald.

Een ander kleurrijk voorbeeld was collega Hans Kokhuis, die begon als docent Engels en jarenlang daarvoor agent was geweest, vertaler bij Philips en Stork Brabant. Hij kreeg bij Technische Bedrijfskunde de ruimte en het vertrouwen om ook hele andere kennisgebieden te ontwikkelen. Hij werd uiteindelijk een deskundige op creativiteitstechnieken en het kleuren denken van de Bono en later Spiral Dynamics. Hij was een adept  van Ken Wilbers en kende diens leven en werk haarscherp. Hans was breed ontwikkeld en kende veel kunstwerken en -vormen. Over het werk "A bigger splash" van de Engelse kunstschilder David Hockney  kon hij een uur vertellen. Hij  ging naar belangrijke films en vertelde erover tijdens de koffiepauzes. Hij beleefde intensief de muziek van Van Morrison en wist alles van diens leven. Op de begrafenis van zijn vrouw werd dit rauwe en horkerige stemgeluid intensief gedraaid. Hij was in zijn vrije tijd de verklede Sinterklaas voor kinderen van docenten.  Hij had een fascinatie voor Japan en oefende met haiku’s, een niet rijmende dichtvorm van drie regels. De eerste regel heeft vijf lettergrepen, regel twee zeven  en de laatste regel ook vijf . Hans was ook ingewijd in de kunst van de Japanse theeceremonie, die veel tijd en innerlijke rust vergt. Hij oefende ook met Japanse lettertekens en leerde studenten dat “chaos” twee betekenissen kende. 



Hans Kokhuis tijdens een van zijn lessen.

Hans gaf de meeste lessen in het eerste jaar en leerde hen om van colleges vooral beeldende en kleurrijke mindmaps te maken en niet alleen platte lange teksten. Dat praktiseerde hij zelf ook in vergaderingen en kon aan de hand van een tekening of mindmap een hele vergadering samenvatten. Voor mij was het een echte ontdekking en voor dyslectische studenten een verademing. Met zijn beeldende verhalen van de wolf en de vos konden studenten Hans verafschuwen of aanbidden. Hij viel meer in de smaak bij de wat oudere deeltijdstudenten en maakte een onuitwisbare indruk op hen, zoals ook bleek tijdens diploma-uitreikingen. Hij was ook een gewaardeerd jurylid bij afstudeerzittingen vanuit de invalshoek schriftelijke communicatie  en stelde de meeste persoonlijke en onverwachte vragen zoals: ”Wat hebben jullie van de ander geleerd?” toen het afstuderen nog in duo’s plaatsvond.



Omslag boek van Hans Kokhuis 

Een andere zeer uitgesproken maar ook soms omstreden collega was Gustave Raaijmakers en vakgroep-genoot. Hij was naar eigen zeggen paranormaal begaafd en kon aura’s lezen en gaf aan studenten tijdens de introductieweek zelfs een soort meditatie, geleide visualisatie- en ontspanningsoefeningen. Studenten moesten meer in balans komen met hun hart en gevoel en niet alleen intellectueel bezig zijn, vond hij. Hij gaf later ook een ISA-cursus, dat staat voor individuele studieactiviteiten, waar studenten van heel Fontys aan konden deelnemen. De ramen werden dan met lakens afgedekt om in het lokaal de nodige rust te creëren en pottenkijkers buiten te houden. In de tien jaar dat ik met hem heb samengewerkt is hij ook drie keer getrouwd en steeds met jonge vrouwen. Een daarvan werkte ook op het onderwijsbureau. Voor ons leverde het een leuke middag op in het prachtige gemeentehuis van Vught waar de trouwlocatie was. Gustaaf gaf lessen sociologie,  psychologie maar vooral ook practica. Groepsprocessen,  onderhandelen en conflicthantering werden breed uitgemeten. Berucht waren de vele uitgebreide logboeken die studenten moesten maken om op hun leerprestaties en vorderingen te reflecteren. Introspectie was belangrijk en ook een kunstzinnige verwerking. Studenten moesten een filmpje, kunstwerk of  presentatie maken aan het einde en afronding van hun project. Gustaaf verdeelde het werk ook met collega Ton Brekelmans die ook vergelijkbare amoureuze relaties onderhield. In zijn eerste jaren als docent kreeg hij ook al een relatie met een studente. Ze was weliswaar ouder dan 18 jaar en dus volwassen, maar onder collega’s werd het niet getolereerd. Ton had een gedegen sociologiestudie afgerond in Tilburg of Nijmegen volgens mij. Hij had een grote hekel aan proefwerken nakijken en hij vertelde altijd aan collega’s dat hij de stapel papier gewoon van de trap gooide en afhankelijk van hoe ver ze vielen een cijfer bepaalde. Of hij het ook werkelijk zo deed is nooit bewezen, maar men geloofde het wel want sociologen waren een beetje gek, vonden andere docenten.
Met de collega’s en sectiebroeders Frans van Montfoort en  Pieter Floris heb ik gedurende vele jaren het meest intensief samengewerkt. We hadden bijna wekelijks een  vakgroep-bespreking en overlegden daar over het onderwijs, veranderingen in het lesprogramma, nieuwe literatuur. Het was behalve praktisch ook meestal gezellig en ontspannen. Frans vervulde de rol van vakgroep-voorzitter en onderhandelde namens het team met de directeur Ton Swartouw en Marij Vroemen over onze inzet en uren. Later kreeg Frans de gelegenheid om een promotie-onderzoek uit te voeren waarvoor hij twee dagen per week vrijgesteld was van onderwijs. Na vijf jaar was het ook gelukt en heeft een indrukwekkende dissertatie afgeleverd over decennialange ontwikkelingen in het hoger onderwijs en de Technische opleidingen in het bijzonder. Hij had o.a. ontdekt dat de afdracht voor ondersteuning, management, ICT en huisvesting op Hogescholen steeds groter werden ook procentueel gezien, waardoor wat er overbleef voor onderwijs (en dus docenten) steeds verder verminderde. Ook de beeldvorming en status in het hoger beroepsonderwijs was aan inflatie onderhevig. De status van docent was afbrokkelend. Een nieuw elan was nodig. Frans had eigenlijk gehoopt dat zijn promotie ook zou leiden tot een wetenschappelijke carrière en het hoogleraarschap. Dat bleef echter uit . Zelfs de meer onderzoeksgerichte functie van lector bestond toen nog niet binnen Fontys. Enigszins teleurgesteld heeft hij later de overstap gemaakt naar de Fontys afdeling Werktuigbouwkunde en tegenwoordig Engineering. Een gemis voor Technische Bedrijfskunde en dat betekende ook meer werk voor de overige vakgroep-leden. Dat werk nam nog verder toe toen ook Pieter Floris de kans kreeg in het kader van bijscholing een universitaire opleiding aan de Universiteit van Tilburg te gaan volgen via een deeltijdtraject. Zijn afstudeerwerk draaide om leerstijlen waar Vermunt van Tilburg op gepromoveerd was.  Op basis van leerhouding, leergedrag en leerwijze zijn studenten onder te verdelen in een viertal categorieën leerstijlen,  die niet allemaal even effectief zijn als het gaat om studiesucces. De toepassingsgerichte en betekenisgerichte leerstijl prevaleren boven de andere twee en zou ook in het onderwijsprogramma en tentaminering aan bod moeten komen. Dankzij het onderzoek van Pieter zijn onze studenten jarenlang bij binnenkomst getoetst op leerstijl en hebben zij direct  adviezen gekregen.


 Directeur Fontys TB,  Frank Bots 2006


Met Pieter heb ik later in opdracht van de directie (toen Frank Bots)  een onderzoeksopdracht uitgevoerd om een nieuwe “passende” organisatiestructuur te ontwikkelen, die past bij het eerder ingevoerde projectonderwijs. De vakgroep-structuur behorend bij het oude cursorische/vakgerichte curriculum ging op de schop en in plaats daarvan bedachten we een jaargroep-structuur , onderverdeeld in een P(ropedeuse)-, K(andidaats)- , A-(fstudeer) en D(eeltijd)-team voor onderwijsuitvoering en een focusteam-structuur voor onderwijsontwikkeling. De focusteams zouden gevormd gaan worden rondom actuele thema’s en ontwikkelingen waar meerdere docenten in geïnteresseerd waren. Dat heeft jaren goed gefunctioneerd totdat de nieuwe Europese master/bachelor-structuur met een major- en minor- programma de zaak overhoop haalden.   Later heb ik aan de directie een voorstel aangeboden om ook de organisatiecultuur binnen TB een oppepper te geven. Daaruit is een idee voor een prijzenkast gerealiseerd  waar later de oorkondes, prijzen en speciale vermeldingen ingezet werden om onze successen te vieren. We vonden het ook nodig om een fotogalerie te maken met afbeeldingen van alle docenten op meerdere plaatsen verspreid en er werd een nieuwsbrief in het leven geroepen waar bedrijfsbezoeken, studiereizen, interessante lezingen in besproken werden. Dat heeft een paar jaar goed gefunctioneerd,  maar is daarna helaas een stille dood gestorven. Enkele jaren heb ik ook onder leiding van directeur Frank Bots zitting genomen in een beleids- of grote onderwijs-commissie, die nadacht over een missie, visie en strategie voor onze opleiding. Vanuit verschillende invalshoeken probeerden we onderscheidend en bijzonder te zijn. Mooie teksten heeft het zeker opgeleverd, maar aan een structurele uitwerking heeft het echter ontbroken. Frank Bots was ook degenen die op een receptie een initiatiefnemer van de Voedselbank Eindhoven Pieter Tankink tegenkwam die vroeg om geschikte kandidaten voor een versterking van die club. Frank dacht toen meteen aan mij en vroeg of ik belangstelling had. Dat paste helemaal want ik draag graag een steentje bij aan beginnende maatschappelijke initiatieven. Samen hebben we als vrijwilligers de Stichting Voedselbank Eindhoven opgericht en een aantal jaren heb ik een bestuursfunctie vervult, waaronder die van penningmeester.  


De Studierichting Technische Bedrijfskunde had maar een jurist in haar gelederen en dat was Harry Ansems. Hij was een wat meer zakelijke, bedeesde man met ook een kritische, soms cynische ondertoon. Hij deed zijn uiterste best om studenten in te wijden in het juridisch denken en jargon met ondernemingsrecht, eigendomsrecht en fiscaal recht als belangrijkste onderwerpen. Daarnaast was hij ook actief in de kleinere vakbond NFTO (speciaal voor hoger beroepsonderwijs en vanaf 2006 gefuseerd tot Unie NFTO) omdat hij ook arbeidsrechtelijk op de hoogte wilde zijn. Binnen de opleiding was hij meestal ook betrokken bij de medezeggenschapsorganen zoals die van de Studierichtingsraad(SRR) , maar ook de Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad (GMR). Hij was altijd goed op de hoogte van wat er speelde en was daarin ook kritisch actief. Later heb ik dat zelf ook kunnen ervaren toen ik zelf enige jaren voorzitter was van de SRR waarin ook studenten en docenten vertegenwoordigd waren en wij de directie als vertrouwde vaste gast aan de tand voelden over financiële, organisatorische en onderwijskundige zaken. Deze SRR had veel bevoegdheden met niet alleen een adviesrecht, maar ook een instemmingsrecht op belangrijke kwesties. Het voelde als belangrijk om mee te denken en mee te beslissen. Toen de spelregels veranderden en deze medezeggenschap omgedoopt werd in een onderwijscommissie zonder veel bevoegdheden ben ik meteen gestopt.  Gek genoeg heb ik de “ware” Harry Ansems pas leren kennen nadat hij met pensioen ging. Kort daarna verscheen er namelijk een boek van hem, “ Kosmopolis”, waaruit bleek dat hij een bewonderaar was van de Franse jezuïet Teilhard de Jardin. Aangezien in 2006 het  boek “Trias Politica Ethica” van  mezelf  was verschenen  kwamen we daarover in gesprek. Deze meer geesteswetenschappelijke stroming toonde verwantschap met een andere geesteswetenschappelijke stroming,  de antroposofie, waar ik me al sedert begin jaren tachtig vorige eeuw mee had beziggehouden. Dat leverde een interessante uitwisseling op. Van zijn boek heb ik ook een bespreking op mijn weblog gezet.   https://religieuze-ervaringen.blogspot.com/2011/05/evolutie-en-spiritualiteit.html  Later heeft hij nog een tweede boek geschreven en uitgegeven .  



De sectie bedrijfseconomie bestond in de begintijd uit drie docenten: Harrie Linssen, Leo Weekers en Henk ThissenHarrie Linssen was een tengere man die rookte als een ketter (net als ik toen) maar ook de sterke drank stevig omarmde.  Hij was een echte wereldreiziger en als alleenstaande man gebruikte hij iedere schoolvakantie om verre reizen te maken en zo airmiles te “sparen” die weer tot extra kortingen leidden. De laatste jaren van zijn leven had hij nog maar één bestemming en dat was Sri Lanka waar hij zich het lot had aangetrokken van een gezin,  dat hij financieel ondersteunde. Helaas is hij voortijdig en onverwachts overleden nog ver voor het bereiken van zijn pensioen.

Rechts economiedocent Harrie Linssen tijdens oud-studenten reünie in febr. 1997


Leo Weekers was ook een verstokte roker en bij hem had het waarschijnlijk al vroeg geleid tot een aandoening van de stembanden , want hij was altijd hees . Toch liet hij zich daardoor niet hinderen en was een zeer gedreven drukke docent die studenten graag alles wilde leren over bedrijfseconomie. Leo had ook een grote hobby en passie en dat was “Ansichtskaarten” sparen  van alle plaatsen waar hij ooit geweest was. Hij kon aan een foto van het centrum of de dorpskern meteen zien welke plaats of dorp het was, alsof hij een fotografisch geheugen had.   

Zelf heb ik het meeste contact gehad  met Henk Thissen . Deze wat kleine man en ook verstokte roker praatte het liefst een brabants dialect tijdens de koffiepauze of onderling met collega’s alsof hij trots was op zijn geboortegrond en zich wilde afzetten tegen de nuchter zakelijke algemeen “beschaafde” Nederlanders. Zelden heb ik een collega zo persoonlijk en intensief zich zien bekommeren om studenten, die hij bijna vaderlijk begeleidde. Hij offerde er zelfs zijn koffie- en  lunchpauzes voor op om studenten nog een som te helpen oplossen. “dà schnapte gij toch wèl?” was een gevleugelde uitspraak van hem. Henk had zijn kennis en inzicht in het financiële reilen en zeilen van een onderneming altijd maatschappelijk bewust ingezet. Hij wilde studenten niet opleiden tot accountants of boekhouders, maar juist inzicht geven in hoe met geld een onderneming succesvol kan zijn, maatschappelijk relevant  en ook zekerheid kan bieden aan het personeel. Hij was het meest trots op zijn tropenjaren in Peru, waar hij actief betrokken was bij het opzetten en begeleiden van landbouwcoöperaties , waarschijnlijk koffie en theeplantages. Daar kon hij bevlogen over vertellen en dat sprak mij ook erg aan omdat ik ontwikkelingseconomievakken had gevolgd op de Katholieke Universiteit in Tilburg tijdens mijn afstudeerperiode . De lessen van professor Janssen en dr. Vingerhoets  over de  inzichten van prof. Jan  Tinbergen en Nobelprijswinnaar Amartya Sen hebben mij sterk beïnvloed. Voor Henk Thissen waren dit ook goede bekenden. Henk had net als opvallend veel collega’s een tweede of zomer-huisje in het buitenland en meestal was dat Frankrijk. Zo heb ik ook de kans gekregen om een kleine week in Zuid-Frankrijk met mijn gezin te verblijven op de top van een berg nabij een klein gehucht bij het buitenverblijf van Henk. Daar werkte hij een aantal jaren tijdens de zomervakantie om de woning/boerderij op te knappen en moderne voorzieningen aan te brengen zoals douche/keuken etc. Hij had een eigen put met drinkwater in een schuurtje. Er lag een flink stuk land omheen waar hij fruitbomen had staan, veel bremstruiken en een prachtige grote geurige lindebloesemboom . Henk sprak zijn talen goed en kon zich goed helpen in het Frans. Zijn kleine kefhondje heette toepasselijk Pilou.  Regelmatig moest hij een babbel maken bij de buurman en een borrel drinken. Een halve fles pastis met die typische anijssmaak was dan vaste prik. Men  gebruikte ook regelmatig het hagelgeweer om wilde zwijnen van het terrein te weren. 



Het gebied was dunbevolkt en ‘s-avonds pikkedonker en dus ideaal voor een "verre" kijk in de nachthemel. Henk had een grote ruimte-telescoop en heeft ons (voor het eerst in mijn leven) zelf de Melkweg  laten zien met duizenden sterren. Iets wat je in Nederland gewoonlijk nergens zult zien. Ik kende het alleen van plaatjes uit  de Hoogvlakten van Zuid Amerika of de Himalaya’s . Een bijzondere ervaring. De laatste jaren voor zijn wat vervroegde  pensionering werden bij Henk vlekken op de longen vastgesteld. Daardoor stopte hij meteen met roken, maar had hij er vertrouwen in dat het wel goed zou komen en geen longkanker was. Dat bleek achteraf wel het geval te zijn en heeft hij helaas niet meer heel lang geleefd met zijn lieve vrouw Maria.  

Eerste boek van Hans Kokhuis 

Henk Klompmakers was een rustige vrij onopvallende collega die als docent B (want alleen universitair opgeleide docenten waren Docent A) de coördinatie had over delen van het propedeuse programma en met name het managementgame . Zelf kende ik dat “Rubberschoeisel bedrijfssimulatiespel”al van de TU/e waar studenten het ook kregen.
In verschillende ronden en in een onderlinge groep  moeten studenten beslissingen nemen over producten, omvang productie, prijzen, inkoop, investeringen, beursbezoeken etc. Door de  onderlinge wisselwerking binnen een bepaalde markt  profiteren bedrijven er dan meer of minder van. Zo leren studenten de consequenties van afzonderlijke beslissingen op het totale bedrijf en de markt te doorzien. De onderlinge concurrentie verhoogt de sfeer.
Onverwachts en nog ver voor de officiële pensioenleeftijd is Henk weggegaan zonder dat mij de eigenlijke reden is bijgebleven. Wat ik wel weet was, dat hij een fervente beoefenaar was van de astrologie , iets wat je niet zou verwachten bij deze nuchtere, eenvoudige man.  

Links Jan Peels onderwijsbureau TB en rechts oud-docent Ben Hartogs
                                                          tijdens studentenreünie in febr. 1997


Een andere kleurrijke en uitgesproken docent was Ben Hartogs. Klein van stuk maar ook betrokken en een tijdlang studierichtingsleider van Technische Bedrijfskunde toen het nog een soort bijbaantje was voor docenten. Van Ben was bekend dat hij niets van doen wilde hebben met bureaucratie,  directieven en opdrachten vanuit het ministerie of de directie. Het vele schriftelijke werk dat hoorde bij deze leidinggevende functie, schoof hij ongelezen de prullenbak in. Hij vond lesgeven belangrijker. Van hem ken ik nog de vaak geciteerde uitspraak: Wie is GOD?  Dan klonk steevast als antwoord: “Generator Of Differences”.

Collega Lisette Bosmans was een erudiete dame die haar vak marketing management tot in de puntjes beheerste. Ze sprak vloeiend Frans en had ook een buitenhuis in Frankrijk, net als haar sectiecollega  Frank van der Chijs , die ook op hetzelfde vakgebied figureerde maar een totaal andere persoonlijkheid had. Jarenlang  was Lisette vanwege haar vele buitenlandse contacten ook coördinator Internationalisering. Zij probeerde uitwisselingsprogramma’s  met buitenlandse universiteiten en hogescholen op te zetten zodat studenten daar ook stage konden lopen of een studieblok konden volgen. Later zijn er ook uitwisselings-programma’s  ontstaan voor docenten, door haar toedoen. Nadat ze hartklachten kreeg en zelfs tijdens een hartonderzoek een hartinfarct  kreeg heeft ze het wat rustiger aan gedaan. Ze werd wat onzekerder in het autorijden en wilde later ook geen colleges meer geven, die haar teveel stress bezorgden. Zij was een vakvrouw en legde de kennislat hoog.

Midden Techniekdocent Henk de Beun omringd door oud studenten tijdens reünie in 1997


In de exacte hoek van de opleiding met vakken als Techniek, Werktuigbouwkunde Natuurkunde, Wiskunde,  Statistiek en Kwantitatieve methoden zaten denk ik de meeste collega’s zoals Marij Vroemen, Arie Vliegenthart, Matt PötgensKees Brock, Andries de Lange, Henk de Beun, Herbert Veenstra en Jos van de Ven. Marij als afgestudeerde ingenieur Theoretische Wiskunde aan de TU/e (wel na ongeveer 10 jaar) gaf het vak kwantitatieve methoden in het vierde jaar. Later werd ze adjunct-studierichtingsleider, toen adjunct-directeur en ook mijn leidinggevende voor zeker 20 jaar. We waren op dezelfde dag geboren (niet jaar)  en ook uit dezelfde geboorteplaats Heerlen (Limburg). Ze was ook nauw betrokken bij velerlei sportactiviteiten zoals het trainen van mannen basketbalspelers en speelde ze zelf tennis. Als alleenstaande vrouw was ze ook Cosmopolitan en reisde ze tot in alle uithoeken van de wereld. Het liefst op de meest onherbergzame plekken zoals China, Zuid Amerika, de Noordpool en ook Rusland en de Galapagos Eilanden.  Arie Vliegenthart en Henk de Beun woonden net als ik in Aalst. Daar kwam ik ze weleens tegen bij het boodschappen halen bij de Albert Heijn. Arie had het geluk nog gebruik te kunnen maken van een royale prepensioenregeling en was al voor zijn zestigste bij ons gestopt. Henk was de techneut en beloofde jarenlang dat hij wel een nota zou schrijven over de plaats en rol van Techniek in het curriculum. Helaas heeft dat nooit het daglicht gezien en heb ik jaren later wel een poging ondernomen. Dat werd in eerste instantie niet echt serieus genomen, maar is jaren later wel ingebracht in het landelijk overleg van Technische Bedrijfskunde opleidingen. Herbert Veenstra was ook in staat zijn liefde en passie voor de techniek over te dragen. Hij gaf zelf het voorbeeld door met een bijna antiek Fiatje 500 naar school te komen. Wij collega's keken vol bewondering hoe deze flinke en grote man zich in en uit zijn autootje frommelde.  Als coördinator van de twee jarige afstudeervariant  Commercieel Technisch Ingenieur heeft hij vele studenten van technische opleidingen nog wat bedrijfskundige bagage meegegeven.    
Kees Brock was ook een echte techneut en probeerde in practica studenten te interesseren voor techniek. Hij bedacht proefopstellingen met fietswielen waaraan metingen werden uitgevoerd en later werden dat ook een soort van zonnepanelen voor energieomzetting. Studenten moesten in het eerste jaar ook een eenvoudig huishoudelijk apparaat , zoals een koffieapparaat uit elkaar halen en beschrijven naar materiaalsoort, bewerkingswijze en kosten. Jos de Ven  assisteerde daarbij.
Andries de Lange was de docent statistiek, later bijgestaan door Henk Loeffen. De laatste jaren voor zijn pensioen was hij ook de stagecoördinator, wiens functie ik later overgenomen heb nadat ook Francoise Lanting dit drie jaar gedaan heeft.  Andries was behalve getallengoochelaar, vooral een aimabele man die het liefst leuke gedichten maakte en liedjes zong in een Eindhovens koor. Twee totaal verschillende zielen in één borst.

Mijn eerste boek uit 2006 en herdruk in 2011

Rob Puts was docent organisatiekunde en afgestudeerd als Technisch Bedrijfskundig ingenieur aan de TU/e, net als Gertruud Hoedemakers, George Punt en ik zelf ook. Rob werd uiteindelijk de afstudeercoördinator en beoordeelde alle afstudeeropdrachten. Als teken van zijn belangrijke rol kreeg hij ooit van studenten een metalen pijl op een blok met als onderschrift “No Puts, No glory”!  Oftewel zonder de zegen van de heer Puts valt er geen zegen en glorie te behalen. 

Links Marij Vroemen, midden Gertruud Hoedemakers en rechts Rob Puts (fbr.1997) 


Mijn collega en vakbroeder Frans van Montfoort gaf me op mijn eerste werkdag een rondleiding door het gebouw S2 (op TU/e terrein) en aangekomen bij de kamer van Rob Puts  vertelde hij me dat dit “de kardinaal” was. Achteraf begreep ik om twee redenen . De eerste was zijn uitgesproken kledingstijl waarbij soms ook pastelkleuren zoals lichtpaars  zijn voorkeur hadden. De andere betekenis was het wat starre en meer dogmatische karakter van Rob, die vrijwel nooit meer van mening veranderde als hij een oordeel gevormd had. Buiten Fontys bleek Rob ook een fervent Latin American danser te zijn, die meedeed bij officiële wedstrijden en ooit ook een prijs behaalde. De altijd ogenschijnlijk zo rustige Rob had echter ook een andere kant want rond zijn zestigste kreeg hij een hartinfarct. Na een spoedig herstel , mede door veel sporten, heeft hij nog enkele jaren kunnen werken. 


Afscheidswoord van Gerard
Lenssen voor George Punt 24-05-2019 


George Punt was ook een vaste waarde binnen de opleiding. We zijn nooit close friends geweest of geestverwanten maar in de loop der jaren werd hij wel een gerespecteerde collega. We waren in onderwijsvisies en inhoudelijke opvattingen vaak elkaars opponenten. Zo zaten we samen een aantal jaar in het A-team dat regelmatig overlegde over de afstudeerfase. In het A-team vervulde ik ook een aantal jaren de rol van kwaliteitscoördinator en moest de jaarlijkse studentenevaluaties  afnemen, evalueren en de resultaten bespreken met collega's. Meer constructief samengewerkt hebben George en ik in een ontwikkelteam voor project 11, 12 en 13 rondom het thema productontwikkeling, innovatie en internationalisering. George is daar later ook projectcoördinator van 11 geweest. Hij bracht daar ook de kennis over productontwikkeling uit het boekje van Cooper aan de man. We waren ook allebei betrokken bij het Masterprogramma Bedrijfskunde dat onder de vlag van de Open Universiteit werd gegeven op Fontys. Zelf was ik verantwoordelijk, een paar jaar, voor een module Organisatiecultuur, waarvoor een dikke syllabus bestudeerd moest worden en de nodige praktijkopdrachten worden uitgevoerd. Een intensieve klus, maar gelukkig was de klas niet zo heel groot. George werd van deze opleiding ook coördinator  als opvolger na Pieter Floris. 
Nog later zaten we samen in de Curriculumcommissie samen met Maartje van Esch en mocht ik de voorzitter zijn. Belangrijke veranderingen in het curriculum werden daar besproken. George heeft een aantal onderzoeken uitgevoerd onder onze afgestudeerden. Waar komen ze terecht? Hoe kijken ze terug op hun hbo-studie? Wat hebben ze gemist? Op basis daarvan wilde George het programma wel aanpassen. Hij gaf ook het bedrijfsleven daarin een stem. Zelf was ik een vurig verdediger van vrijheid van onderwijs en wilde docenten samen juist meer stem geven in het curriculum. Dat botste dus wel eens.Een aantal jaren voor zijn pensioen heeft hij zich gestort op het opzetten van het studiehuis dat docenten moest voorbereiden en ondersteunen op stage- en afstudeeropdrachten. Hij heeft ook de excellent bibliotheek opgezet waar oude goede rapporten van stagiaires en afstudeerders werden bewaard en als naslagwerk dienden. Wat ik enorm waardeer bij George is dat hij mij spontaan steunde met een brief ,inclusief handtekeningen, richting directie toen er een voorgenomen besluit lag om mij buiten de sector Techniek te plaatsen bij een reorganisatie. Hij was de collega die dat volkomen onredelijk vond en het voor mij opnam. Na het verschijnen van mijn eerste boek Trias Politica Ethica was George ook de enige collega, die werkelijk geïnteresseerd was en mij de gelegenheid bood om een lesuur daarover te komen vertellen bij een groep studenten van de Open Universiteit. George was daar een tijdlang coördinator van het masterprogramma.   
In zijn vrije tijd hield hij zich bezig met piano- en orgelspelen en was hij daarnaast dirigent. Helaas kwam hij in een persoonlijke crisis en heeft enkele jaren vaker moeten verzuimen vanwege depressieve klachten.


George Punt was ook een groot muziekliefhebber van Bach en Händel.


Een andere collega waar ik veel en fijn mee heb samengewerkt is Piet Hooft van Huijsduinen, een collega die van Fontys Vervoersacademie in Venlo overstapte naar Fontys Technische Bedrijfskunde en onze studenten het vak Logistiek gaf als opvolger van Mat Pötgens. Mijn  zoon Michaël heeft ook in 2007 nog les van hem gehad aan het einde van zijn studie. Piet werd ook een “close”- collega omdat we samen een grote langwerpige werkkamer samen met Ton Brekelmans deelden in gebouw S2 op het TU-terrein. We hadden namelijk samen een passie en dat was roken. De kamer stond dan ook weleens blauw van de rook. Later toen we verhuisden naar gebouw R1 op de Rachelsmolen stonden we vaak samen buiten een sigaret te roken. Piet werd ook door mij als coördinator van die cursus gevraagd om het vak Logistiek voor de post-HBO opleiding “Bedrijfskunde voor Technici” te geven. Dat deed hij graag en hij had altijd een amicale band met de cursisten,  die hij met naam en voornaam kende en persoonlijk toesprak tijdens de afsluitende certificaat -uitreiking. Een echte vakdocent met grote kennis en inzicht en ook met een zeer persoonlijke en humorvolle toon.

Piet Hooft van Huijsduinen met microfoon

We leerden elkaar ook buiten de opleiding kennen tijdens een aantal bezoeken thuis in Nuenen of bij ons in Waalre, waar we ook zijn vrouw Janneke leerden kennen. Piet deed ook  jarenlang vrijwilligerswerk door middel van een bestuurlijke functie , namelijk Penningmeester bij de Kinderboerderij in Nuenen.  Later heeft hij ook voor de politieke partij SP een nieuwe doorstart gemaakt met de lokale afdeling onder supervisie van de afdeling Eindhoven, waar ik bestuurslid was. Ook op dat vlak hadden we veel parallellen en overeenkomsten.

Het was schrikken geblazen toen bij Piet vlekken op de longen werden vastgesteld en deze operatief verwijderd moesten worden. Hij stopte direct met roken en gelukkig hoefde men maar een relatief klein deel van het aangetaste longweefsel weg te halen. Hij kwam er snel weer bovenop  maar is toch al voor het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd gestopt met werken.  
SP-afdeling Nuenen met 3e van rechts Piet Hooft van Huijsduinen
         

Van de jongere collega's die er de afgelopen 5 a 10 jaar zijn bijgekomen wil ik zeker Mohammed Channouf vermelden, als een nieuwe docent bedrijfseconomie. Hij heeft een Marokkaanse achtergrond en volgt ook overtuigt de leefregels van de Islam, zoals de Ramadan maar is daarnaast volledig geïntegreerd en haalt de hoogste studentscores. Het is een zeer vriendelijke en opgewekte persoonlijkheid die dagelijks met vele collega's, studenten en ook schoonmaakpersoneel in gesprek gaat en het voetbal van PSV bespreekt of de prestaties van Tom Dumoulin  en met anderen de komende vakantiebestemmingen doorneemt. Als mede-stagecoördinator heb ik de laatste jaren intensief met hem samengewerkt. Ik heb een groot respect voor deze jonge, geweldig geïntegreerde nieuwe Nederlander.         


Rob Puts (L), Marij Vroemen (M) en Mohammed Channouf (R)

   In de meer dan 25 jaar heb ik zeker  vijf verschillende directeuren gehad, te beginnen met Ton Swarttouw, die ooit begon als bedrijfseconomiedocent en later de vast benoemde studierichtingsleider werd, met als adjunct Marij Vroemen. Ton is later ernstig ziek geworden en is ook vrij jong gestorven. Daarna kwamen anderen waarvan ik nog de naam van Paul Lunstroo weet die eerst als docent bij TB werkte en opschoof naar directeur voor een paar jaar, maar niet echt kon overtuigen. Frank Bots herinner ik me wel erg goed en hij was er ook een wat langere periode totdat hij besloot directeur of voorzitter van het College van Bestuur te worden bij een ROC (MBO-opleiding).  In de beginjaren hadden we ook regelmatig van doen met de Raad van Bestuur van Fontys (voorheen Hogeschool voor Zuid-Oost Nederland)  die eerst bestond uit drie directieleden waarvan Jan Houben de voorzitter was en Frans van Rijswijk een sector (techniek) directeur.
We leerden hen vooral kennen tijdens werkbezoeken en wanneer directiebesluiten toegelicht moesten worden. Zo herinner ik me enige roerige vergaderingen waarin werd medegedeeld dat ons instituut zou gaan fuseren met de Vervoersacademie in Venlo. Er waren zogenaamd veel synergievoordelen te behalen, die wij als docenten echter niet zagen. Het besluit werd toch doorgezet ondanks protesten, ja zelfs het vertrek van een gewaardeerde collega Gertruud Hoedemakers. Na enige jaren werd het besluit weer helemaal teruggedraaid, omdat de organisatiekosten juist toenamen en van synergie te weinig sprake was.




  
Tijdens een zomervakantie in Bretagne stond ik met mijn gezin op een camping aan de kust. Op een van de dagen zag ik iemand in zee lopen waarvan ik het postuur kende. Een kleine maar breed geschouderde figuur die inderdaad Frans van Rijswijk bleek te zijn, onze directeur. Toen we elkaar begroetten bij een van de wasgelegenheden nodigde hij mij en mijn vrouw uit om 's-avonds langs te komen bij zijn caravan (of camper?) om een glaasje te drinken. Dat hebben we gedaan en het was allerhartelijkst. Hij trakteerde op een specialiteit die beter was dan cognac, maar waar ik nog nooit van had gehoord. Het was Armagnac. Tijdens deze borrel vertelde hij ook dat hij al bezig was om de toespraak voor de opening van het volgende studiejaar op te stellen. Een zeer vreemde gebeurtenis en anders dan de "gewone" , waarbij ik wel eens studenten tegenkwam op onverwachte plaatsen als campings, winkels en steden.           

De laatste tien jaar is Gerard Lenssen onze directeur, maar hij stond op veel grotere afstand van docenten en was meer een vergadertijger en PR-man. Bij aanvang maakte hij indruk door aan te kondigen dat hij met iedereen in gesprek wilde gaan om diens “droom” te horen. Daarvoor is hij echter nooit bij mij geweest helaas. Wel heeft hij me een keer voorgedragen als kandidaat “docent van het jaar”, vanwege de meeste publicaties. Een aantal jaar eindigde ik in de top drie van Fontysdocenten met de meeste publicaties. Helaas werd ik echter niet uitverkoren als prijswinnaar.  Die nominatie had ik ook al eerder ten tijde van Frank Bots gekregen en naast Hans Kokhuis waren wij de enigen binnen TB die ooit zijn uitverkoren. Gerard stopt aan het eind van kalenderjaar 2020.                   


     
    
De huidige directeur van onze Hogeschool BEnT Gerard Lenssen


Gerard Lenssen heeft de afgelopen vijf jaar een deel van de leidinggevende taken overgedragen aan twee wat jongere en ambitieuze docenten Peter Custers en Maartje van Esch in de rol van afdelingsleiders en deel uitmakend van het managementteam. Vanaf medio 2018 heeft Muriël van Alphen de plaats van Maartje overgenomen. Peter Custers is begonnen op het onderwijsbureau en maakte later de overstap naar het docentschap met als vak Inkoopmanagement. Enige tijd later werd hij daarnaast ook de trekker van het nieuw opgerichte Centrum voor Ondernemerschap en gaf dat een zekere allure.  Als afdelingsleider (later samen met Muriël van Alphen) moest hij de helft van de functionerings- en beoordelingsgesprekken voeren, de afdelingsvergaderingen en de studiebijeenkomsten leiden.

Links Hans Idema en rechts Peter Custers
tijdens een excursie naar Rockwool in 2016


 
Gerard leidt "op afstand" en we zien hem nog alleen bij de koffieautomaat , het management-teamoverleg en de maandelijkse lunchbijeenkomsten die hij wel nog voorzit. En natuurlijk bij uitjes en afscheidsborrels.
Maartje van Esch begon ook als deeltijdstudente bij Technische Bedrijfskunde en kreeg later een ondersteunende ICT-functie bij de facilitaire dienst van Fontys. De eerste laptop van Fontys kreeg ik van haar overhandigd en toegelicht. Later heeft ze de overstap gemaakt naar Technische Bedrijfskunde als docent Projectmatig werken . Na enige jaren werd ze ook de coördinator van de deeltijdopleiding Technische Bedrijfskunde en had veel flair en een creatieve charme zoals wel bleek bij de diploma-uitreikingen. Ondertussen heeft ze ook een deeltijd Masteropleiding Bedrijfskunde gehaald aan de universiteit van Groningen. Daarna werd ze afdelingsleider naast Peter Custers, totdat een woekerend virus in haar oor ernstige gevolgen had en ze voor langere tijd afwezig was, moest revalideren en weer herintreden. Haar plaats werd ingenomen door Muriël van Alphen die naast Peter Custers samen de afdelingsleiding vormen over het personeel. Muriël is een docent Bedrijfskunde en Productiemanagement en werd later ook  assessor en  de coördinator van project 13/14. In die hoedanigheid hebben wij de laatste jaren ook regelmatig samengewerkt. Muriël was ook zeer sportief en heeft meegedaan in 2014 met stadsmarathon en zoals we kunnen zien ook de eindstreep behaald. Muriel ben ik later onverwachts ook tegengekomen bij de G1000 in Eindhoven, waar een willekeurige grote groep burgers ideëen konden inbrengen voor verbeteringen van de stad.  


Rechts Muriël van Alphen tijdens de G1000 in Eindhoven 
 
Na afloop van de marathon met links Monique Engelen en rechts Muriël van Alphen 
             

Met de leden van het College van Bestuur van Fontys heb je normaal minder te maken, maar toevallig heb ik wel een aantal leden wat beter leren kennen. De oudste die ik ken was Jan Houben met een imposant postuur en van goede "CDA-huize", waar ik ooit op bezoek mocht komen om te praten over "mijn gedwongen overplaatsing", die achteraf niet door bleek te gaan. Fontys had tijdens een reorganisatie binnen het domein techniek, al in enkele vergelijkbare gevallen de juridische strijd verloren ergens in 2006. De rechter had deze gedongen overplaatsingen en besluiten namelijk ongeldig verklaard. De knulligheid waarmee het  Fontysbestuur Bureau Randstad aan het werk had gezet zorgde voor een grote blamage en leidde tot imagoschade. Kort daarna  is Jan Houben met een mooie onderscheiding toch vertrokken.


voormalig Fontys CvB-voorzitter Marcel Wintels 

De volgende bestuurder was Marcel Wintels, ook een CDA-coryfee en al actief voor de Nederlandse Wielerbond. Een daadkrachtige bestuurder die flink heeft ingegrepen in de bestuurlijke en ondersteunde diensten. Zo weet ik nog dat ik verrassend genoeg kon aansluiten bij een werkbezoek van CDA-topman, minister van Justitie en later vice-president  Raad van State Piet Hein Donner georganiseerd door Marcel Wintels en spraken we over onderwijsontwikkelingen. Later heb ik ook samen met een collega een speeddate gehad met Marcel Wintels om hem te polsen over een Fontysbreed "strategisch duurzaamheidsbeleid". Wintels wilde echter niet als bestuurder de opleidingen iets "dwingend" opleggen, dus leidde dit tot niets. In de periode dat Wintels voorzitter was is ook het besluit genomen om de Techniekopleidingen van Fontys te gaan verhuizen naar het TU/e terrein met als beoogd doel dat alle techniek dan dicht bij elkaar liggen en mogelijk synergetische effecten optreden. Alweer hetzelfde argument?! Is men vergeten dat de opleiding Technische Bedrijfskunde jaren daarvoor begonnen is op de Rachelsmolen in gebouw R2, daarna verhuisd is naar gebouw S2 op het TU/e terrein? Na een jaren durend verblijf moest onze opleiding weer (terug)verhuizen naar R1 op de Rachelsmolen. Dat is notabene op een steenworp afstand , maar... de techniekopleidingen van Fontys moesten bij elkaar liggen. Dat was toen een goed besluit omdat we van elkaars practica en voorzieningen gebruik kunnen maken. In het huidige internettijdperk is dat argument van nabijheid niet meer relevant, lijkt me. Toch blijft het CvB volharden en de verhuizing en verbouwing van het oude TNO-gebouw "doorzetten". Daar, op de TU/e komt "de Rondom" en dat werd al jaren van tevoren aangekondigd. Het idee van alle techniekopleidingen bij elkaar bleek in praktijk echter ook niet te realiseren om de ICT-opleidingen samen al veel te groot zijn en niet passen in de Rondom. Die krijgen nu een eigen gebouw op de Rachelsmolen.


huidige CvB voorzitter Nienke Meijer



Bij zijn opvolger Nienke Meijer  hadden we meer succes. We besloten om met een groep studenten en docenten deel te nemen aan een landelijke duurzaamheidsranking binnen hogescholen en universiteiten, de zogenaamde SustainaBul. We kregen een eervolle vermelding als hoogste nieuwkomer en daarna was Nienke ook enthousiast en steunde het initiatief . Sindsdien is duurzaamheid steeds belangrijker geworden, zoals ook bleek tijdens de Dag van de Duurzaamheid in 2017 toen Fontys zich breed profileerde op dit vlak. Het nieuwe Fontys College van Bestuur-lid Hans Nederlof leidde deze dag in met veel initiatieven.  Eind 2019 zal Nienke haar functie neerleggen en ik ben benieuwd welke opvolger we dan zullen krijgen. 


Foto ED Meulenhof augustus 2017


In 2017 verscheen mijn tweede boek Solidaire Economie, ruim tien jaar na het eerste boek Trias Politica Ethica. Wat de eerste keer niet lukte lukte de tweede keer wel. In augustus 2017 werd ik geïnterviewd in het Eindhovens Dagblad over dit boek.
Zie ook 
https://www.ed.nl/waalre/docent-ruud-thelosen-uit-waalre-wil-een-economie-met-rechtvaardige-verdeling~a5e72f39/